Een goede combinatie van werken en leren en veel parttime werk: die Nederlandse aanpak is een voorbeeld voor de rest van Europa om jeugdwerkloosheid terug te dringen, schrijven onderzoekers.

Uit onderzoek gepubliceerd door het Centre for Economic Policy Research blijkt dat Nederland, Zwitserland, Oostenrijk en Duitsland een relatief lage jeugdwerkloosheid hebben. Dat komt vooral omdat deze landen een gecombineerd systeem van werken en leren kennen.

Aandacht voor drop-outs

Stages bieden een goede aanvulling op het onderwijs, maar er is ook aandacht voor jongeren die zonder diploma school dreigen te verlaten. In die programma’s krijgen jongeren toch een vorm van praktische training, zonder dat ze alle kwalificaties bezitten.

Vooral de grote beschikbaarheid van parttime werk helpt de jeugdwerkloosheid Nederland in toom te houden, schrijven de onderzoekers. Bovendien zijn beleidsmakers en sociale partners het erover eens dat jeugdwerkloosheid moet worden bestreden.

Strenge wetgeving

Andere landen, zoals Frankrijk, Zweden en het Verenigd Koninkrijk, worden gehinderd door strenge arbeidswetgeving en stringent minimumloon, en een falend onderwijssysteem. De onderzoekers denken dat Frankrijk en Zweden ook slechter presteren door een statistische kwestie: in die landen worden jongeren die werk zoeken naast hun studie ook tot de werklozen gerekend.

De zogenaamde 'olijfgordel'  (Griekenland, Italië, Spanje en Portugal) heeft het zwaarst te leiden onder jeugdwerkloosheid. In deze landen komen de grootste aantallen 'NEETs' voor: Not in Education, Employment or Training. Ook tellen deze landen relatief veel hoogopgeleide afgestudeerden die niet aan een baan kunnen vinden.

Opleiden tot overheidsbaantje

Vaak ligt het minimumloon hoog, en levert de universiteit te veel afgestudeerden af die alleen bij de overheid aan de slag kunnen. In deze economieën komen veel kleine familiebedrijven voor, waar het lastig stageplekken regelen is.

Ook speelt bureaucratie een rol: zo is het in Portugal erg lastig om vaste contracten te beëindigen, waardoor jongeren er als eerste uitvliegen.

Verloren generatie

Vooral Spanje doet het erg slecht, hoewel de economische crisis er minder erg is dan in Griekenland. Dat komt door een combinatie van factoren, waarbij meespeelt dat veel investeringen werden gepleegd in sectoren met tijdelijke arbeidskrachten, zoals de bouw en toerisme. Daardoor liepen de carrières van veel starters vast.

Europese beleidsmakers zijn bang dat een hele generatie in Europa verloren gaat door de crisis. De gemiddelde jeugdwerkloosheid in de 27 EU-landen ligt op 23 procent (15 tot 24 jaar), het dubbele van het werkloosheidspercentage van de 25-54-jarigen. In Nederland is dat verschil één van de laagste.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl